zondag 14 juni 2015

Boottocht

In het midden ligt de zee. De zon schijnt fel. Het is hoogzomer en heet. Op het strand speelt een meisje in het zand. Zonet heeft ze een ijsje gekregen. Haar moeder zit even verderop. Ze geniet van de rust en de zon. Er zijn niet veel mensen op het strand.
‘Kom!’ roept de moeder. ‘Heb je zin om met de boot een tochtje te maken?’ Het meisje kijkt blij op van haar spel. Ze huppelt achter haar moeder aan. De moeder zet het meisje met haar ijsje in de boot en duwt hem in zee. Ze springt er zelf in en begint te roeien. Het is fris op het water. Als de moeder moe wordt, rust ze wat uit. De boot dobbert zachtjes op de golven. ‘Kijk,’zegt het meisje plots, ‘nog een boot!’ De moeder draait zich om en verstijft.’Niet kijken!’ roept ze angstig tegen haar dochter. Ze keert hun bootje zo snel ze kan en roeit vlug terug naar het strand.
In het midden lag de zee. De maan zat verstopt achter de wolken. Het was koud. Het meisje stond in het donker op het strand. Met zoveel mensen samen op reis. Zeker wel duizend. Naar het beloofde land. Dat had haar moeder gezegd. Het meisje kreeg natte voeten bij het haastig in de boot klauteren. En honger had ze ook. Maar ze klaagde al lang niet meer. Ze wist dat er geen eten was. In haar hand hield ze haar pop. Ze kon haar moeder nauwelijks nog voelen. Er zaten te veel mensen tegen haar aan.
Het werd licht. De zon begon ongenadig te branden. Dat deed ze al dagen. Dorst. Maar het blauwe zeewater mocht ze van mama niet drinken. En warm, wat had ze het warm. Mensen weenden, sommigen praatten zonder ophouden in zichzelf. De gekmakende zon lachte de gelukszoekers in hun gezicht uit. Het meisje doezelde weg.
Geroep wekte haar. Aan de horizon zag ze een groot schip.  Enkele mannen begonnen wild te bewegen. Ze wilden de boot doen kantelen. Haar moeder schreeuwde. Mensen vochten en vielen of sprongen overboord. Het meisje klemde haar pop nog steviger tegen zich aan en sloot haar ogen. De boot werd langzaam weer rustig. Het schip was weg. Ze dobberden verder op de golven. Uren en uren.  En toen, plots, zag iemand het strand. Het beloofde land. Eindelijk.
© Ineke