donderdag 19 maart 2015

Verhaal: Moed

MOED

Ooit zou dit plein mijn thuis worden, mijn warme jas, mijn haven, mijn geliefde, mijn vergeten. Nu verstonk de gelige waas van schrale diesel mijn longen. De té harde woorden en het geduw en getrek maakten me klein. Hier was ik onzichtbaar, eindelijk!
Dagen en nachten was hij tekeer gegaan. Nee, dit was geen roepen meer maar een constant keihard geloei. Geen moment rust. Mijn kop  beurs  door het  gehamer van steeds dezelfde zinnen.   “ Ze moet terugkomen,  hier moet ze zijn en jij moet daar voor zorgen, jij moet je verantwoordelijkheid nemen!” Tot zijn laatste woorden: ” Je moet ze vinden, je moet ze terugbrengen. Je komt hier anders niet meer binnen. ”
De volgende ochtend stond ik op een onbekend plein in een benauwde stad. Alles wees erop dat ik haar hier zou kunnen vinden. Ze was verdwenen, weg. Niet van de ene dag op de andere. Maar met kleine beetjes. De tijdschriften die ze begon te lezen. De pakjes die de post leverde. Zelfs in haar taal begon de stad door te klinken. Tot ze er op een middag niet meer was.  Ze was weg, verdwenen.
Straten en buurten waren in het begin zo vreemd. Ik sliep waar er plaats was.  Eten was overal te vinden. Wat goed is voor de duiven en ratten, was goed genoeg voor mij.  Ik sprak mensen aan en vroeg of ze haar kenden. “Meiske toch,” zei een oudere mevrouw “ dr zitte dr iere azo duusd.” Een vreemd antwoord dat ik toen niet begreep.  Het leven was eenvoudig en langzaam begon ik te vergeten waarom ik hier eigenlijk was. De deuren naar wat ooit thuis was waren dicht. Alleen door haar te vinden en terug te brengen zouden ze weer open gaan.
De stad leerde mij kennen en wat meer was, ze accepteerde mij.  De muren herkenden mijn stappen en op een dag hoorde ik mezelf lachen.
Tot ik  op een van mijn tochten overwacht  in de onderbuik terecht kwam. In deze buurt werd het menselijk wrakhout gedumpt.  Een leven van zerpe wijn, goedkoop vreten en neon-liefde. En toen zag ik haar. Eerst realiseerde ik het me niet. Alsof je een bekend gezicht ziet waar je het niet verwacht. Daar zat ze, uitgekotst.
Ik deed een paar stappen naar haar toe. Ze wees naar me en zei  “ jij moet…”  De rest hoorde ik niet meer. Het woord “moet” was in mijn keel geslagen als gal.  Ik had al te veel gemoeten in mijn leven.  Ik stapte verder. Het plein wachtte.  Ik was op weg naar huis.

© Anne


woensdag 18 maart 2015

Senryu over Charlie Hebdo

met de pen omhoog
beelden schrijven zonder woord
antwoord op terreur
© Lily