zondag 14 februari 2016

De gevlekte: Luchtige Letters 2016

De gevlekte        

In de weide stond een zwart-wit gevlekte koe. Niet zo ongewoon, maar deze koe zag er helemaal anders uit dan elke andere koe. Ze droeg een rode stropdas. En een nauwsluitende jeans die spande om haar kont en met een bijkomende opening voor haar staart en haar, nou ja, je weet wel. En gelukkig maar, want ze bleek niet in staat om haar broek zelf uit of aan te trekken.
Wat ook bijzonder was: die koe stond niet de godganse dag zonder uitdrukking te gapen. Nee, aan haar gezicht kon je zien hoe ze zich voelde: blij of kwaad, verveeld of verdrietig.
En net die dag keek ze duidelijk verdrietig.
'Ik sta hier tussen zoveel koeien waarmee ik graag zou willen kletsen, maar niemand kijkt me aan,' dacht ze.
Wat verder liep er een kalfje, braafjes in de buurt van mama koe. Ze had wel gezien dat die ene koe er helemaal anders uitzag. Ze wou er graag naartoe springen, maar de mama greep haar telkens bij de staart om haar in toom te houden.
'Je moet bij mij blijven en niet rond die andere mama's gaan lopen, daar houden ze niet van,' zei haar mama.
Maar nadat het kalfje netjes haar melk had gedronken, en haar mama zich neervlijde om te herkauwen en een dutje te doen, muisde ze er stilletje vanonder. De andere koeien, haar tantes, probeerden haar nog bij zich te houden maar dat lukte hen niet. En ze huppelde naar de vreemde koe.
'Waarom zie jij er zo raar uit?' vroeg ze op de koe af.
'Ik zie er niet raar uit,' antwoordde de koe, 'alle deftige dieren dragen een das en een broek. Alleen jullie lopen zo onbeschaamd bloot rond.'
'Ik heb toch ook een mooi pakje aan,' antwoordde het kalfje, 'gemaakt van natuurlijk leder en bijna helemaal wit, alleen op mijn hoofd en mijn rug heb ik zwarte vlekken. Zo zullen de mensen mij gemakkelijk herkennen, wanneer ik groot ben.'
'Wel, mij kan je herkennen aan mijn rode das!' zuchtte de koe. 'Maar we staan hier zomaar te praten zonder ons deftig voor te stellen. Ik heet Josephine-Charlotte, en jij?'
'Mijn naam is Blaartje. Waarom heb jij zo’n moeilijke naam?'
'Waar ik vandaan kom hebben we allemaal mooie namen met twee woorden. We moesten trouwens altijd met twee woorden spreken, ook als we elkaar gewoon aanspraken. Vandaar. Onze meesters en meesteressen hadden wel drie of vier namen, maar ja, dat waren mensen en die kunnen dat allemaal beter onthouden. Die mensen vonden ook dat we allemaal een broek moesten dragen. Ja, ook de dames onder ons: zij vonden dat een jurk dragen in ons geval niet deftig genoeg was. En iedere koe moest een verschillende das dragen zodat ze ons konden herkennen. De mensen daar vonden het ongepast om naar onze naakte huid met onze vlekken te staren om uit te maken wie we waren.'
'Wat raar,' zei Blaartje, 'maar zo ‘n das vind ik wel leuk. Die broek niet, die lijkt me niet praktisch. Waar denk je dat ik een das kan vinden?'
'Ach, je krijgt er een van mij omdat je zo lief bent om met mij te praten,' zei Josephine-Charlotte. 'Kom maar mee naar de stal, ik heb er nog enkele op reserve in mijn handtas.'
Blaartje wist niet wat een handtas was maar huppelde wel mee met de grote koe naar de stal. Daar kreeg ze een azuurblauwe das met gele vlindertjes. Blij gaf ze Josephine-Charlotte een kus op de wang.

'Bedankt hoor!' zei ze en huppelde terug naar haar mama. Ze was benieuwd wat die ervan zou vinden.

© Rob

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.