De gevlekte
In de weide stond een
zwart-wit gevlekte koe. Niet zo ongewoon, maar deze koe zag er helemaal anders
uit dan elke andere koe. Ze droeg een rode stropdas. En een nauwsluitende jeans
die spande om haar kont en met een bijkomende opening voor haar staart en haar,
nou ja, je weet wel. En gelukkig maar, want ze bleek niet in staat om haar
broek zelf uit of aan te trekken.
Wat ook bijzonder was:
die koe stond niet de godganse dag zonder uitdrukking te gapen. Nee, aan haar
gezicht kon je zien hoe ze zich voelde: blij of kwaad, verveeld of verdrietig.
En net die dag keek ze
duidelijk verdrietig.
'Ik sta hier tussen zoveel
koeien waarmee ik graag zou willen kletsen, maar niemand kijkt me aan,' dacht
ze.
Wat verder liep er een
kalfje, braafjes in de buurt van mama koe. Ze had wel gezien dat die ene koe er
helemaal anders uitzag. Ze wou er graag naartoe springen, maar de mama greep
haar telkens bij de staart om haar in toom te houden.
'Je moet bij mij blijven
en niet rond die andere mama's gaan lopen, daar houden ze niet van,' zei haar
mama.
Maar nadat het kalfje
netjes haar melk had gedronken, en haar mama zich neervlijde om te herkauwen en
een dutje te doen, muisde ze er stilletje vanonder. De andere koeien, haar tantes, probeerden haar nog bij zich te houden
maar dat lukte hen niet. En ze huppelde naar de vreemde koe.
'Waarom zie jij er zo
raar uit?' vroeg ze op de koe af.
'Ik zie er niet raar uit,' antwoordde de koe, 'alle deftige dieren dragen een
das en een broek. Alleen jullie lopen zo onbeschaamd bloot rond.'
'Ik heb toch ook een
mooi pakje aan,' antwoordde het kalfje, 'gemaakt van natuurlijk leder en bijna
helemaal wit, alleen op mijn hoofd en mijn rug heb ik zwarte vlekken. Zo zullen
de mensen mij gemakkelijk herkennen, wanneer ik groot ben.'
'Wel, mij kan je
herkennen aan mijn rode das!' zuchtte de koe. 'Maar we staan hier zomaar te
praten zonder ons deftig voor te stellen. Ik heet Josephine-Charlotte, en jij?'
'Mijn naam is Blaartje.
Waarom heb jij zo’n moeilijke naam?'
'Waar ik vandaan kom
hebben we allemaal mooie namen met twee woorden. We moesten trouwens altijd met
twee woorden spreken, ook als we elkaar gewoon aanspraken. Vandaar. Onze
meesters en meesteressen hadden wel drie of vier namen, maar ja, dat waren
mensen en die kunnen dat allemaal beter onthouden. Die mensen vonden ook dat we
allemaal een broek moesten dragen. Ja, ook de dames onder ons: zij vonden dat
een jurk dragen in ons geval niet deftig genoeg was. En iedere koe moest een
verschillende das dragen zodat ze ons konden herkennen. De mensen daar vonden
het ongepast om naar onze naakte huid met onze vlekken te staren om uit te
maken wie we waren.'
'Wat raar,' zei
Blaartje, 'maar zo ‘n das vind ik wel leuk. Die broek niet, die lijkt me niet
praktisch. Waar denk je dat ik een das kan vinden?'
'Ach, je krijgt er een
van mij omdat je zo lief bent om met mij te praten,'
zei Josephine-Charlotte. 'Kom maar mee naar de stal, ik heb er nog enkele
op reserve in mijn handtas.'
Blaartje wist niet wat
een handtas was maar huppelde wel mee met de grote koe naar de stal. Daar kreeg
ze een azuurblauwe das met gele vlindertjes. Blij gaf
ze Josephine-Charlotte een kus op de wang.
'Bedankt hoor!' zei ze
en huppelde terug naar haar mama. Ze was benieuwd wat die ervan zou vinden.
© Rob
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.