woensdag 23 november 2016

GEDAANTEWISSELING: Hondje

Tweeduizend jaar geleden overleed de Italiaanse dichter Ovidius. In de eerste jaren van onze jaartelling voltooide hij zijn METAMORPHOSEN.    
In die fantasierijke verhalen vertelt hij hoe meisjes bomen worden.  Of vleermuizen.  En hoe jongens uitgroeien tot zwanen of tot een hert.  
En dat allemaal tegen de achtergrond van een druk universum waarin goden, nimfen en mensen ofwel in de netten van de liefde, ofwel in de kluisters van de haat en wraak gevangen zitten.   
De grondgedachte van de metamorphosen blijft: ‘alles beweegt, niets blijft en niets vergaat…’

Pakweg 2000 jaar later hebben de cursisten van de opleiding Schrijven aan onze academie ook hun verbeelding aan het werk gezet   Zij schreven een tekst waarin een gedaanteverandering zit verwerkt; de ene keer al opvallender dan de andere keer. 

Hendrik stapt met zijn hondje, de bus op. Stipt om 9.15 u.  Die doet er exact zeven minuten over om bij de halte aan zijn bankje bij de boom te komen. Daar zet hij zich neer. Rechts. Hij herleest pagina drie van zijn handgeschreven dagboek, wat exact twee minuten en zeventien seconden tijd in beslag neemt. Dan vervolgt hij zijn tocht, te voet. Zijn hondje tippelt  rechts van hem. Na negenendertig stappen komt hij aan het zebrapad. „Rechts, links, rechts.” declameert hij en steekt over om tot bij zijn stamcafé te komen. „Dag Hendrik!” klinkt het vanachter de toog wanneer hij binnenkomt. Ruth werkt vandaag, want het is dinsdag. Hij gaat naar de kapstok, hangt zijn jas op en gaat aan het tweede tafeltje rechts van de deur zitten, op de stoel die met de rug naar het raam staat. Zijn hond strekt zich uit rechts van hem op de grond en hijgt afwachtend. Hendrik opent zijn heuptasje, haalt er een koekje en zijn dagboek uit. Hij geeft het koekje aan zijn hond en herleest pagina zeven uit zijn dagboek. Ruth staat ondertussen aan zijn tafel, vraagt wat hij wil drinken. „Rozebottelthee, alstublieft.” „De rozebottelthee is op, Hendrik.” Hij kijkt niet-begrijpend door zijn bril omhoog. „Ik heb er hier gisteren nog gedronken.” „Het spijt me, maar dat moet dan het laatste zakje zijn geweest. Wil je iets anders? Rodevruchtenthee, misschien? Die heeft dezelfde kleur.” „Goed, doe dat dan maar.” Hendrik kijkt verslagen. Ruth heeft medelijden met hem. Ze houdt hem in de gaten terwijl ze het theezakje onder de lepel op het schoteltje legt. Links ervan twee suikerklontjes, zoals hij het wil. Wanneer ze aan zijn tafeltje komt, ziet ze Hendrik naar een lege bladzijde in zijn dagboek staren. Pagina zevenendertig. Dat is nieuw. „Nogmaals sorry, Hendrik.” Hij reageert niet. „Hoeveel moet ik u?” Ze ziet het geld al klaarliggen in zijn handen. „Twee euro twintig, alsjeblieft” Ruth glimlacht. „Dit is twee euro en twintig cent, alstublieft, dankuwel.” Hij kijkt niet op, staart naar de thee. Ruth draait zich om naar de koffiemachine om de koffiebonen bij te vullen. Wanneer ze hem weer wil aankijken, is hij verdwenen. De thee onaangeroerd. Het dagboek ligt nog steeds open, op pagina zevenendertig. Er staat iets op geschreven. Ruth schuifelt dichter, schrikt wanneer ze de woorden leest die in het papier lijken gekrast. „Nu ben ik hier, op deze bladzijde, te midden van mijn woorden en gedachten. Getekend, Hendrik.” Het hondje trommelt onrustig met zijn voorpootjes op de zitting van de lege stoel…


© Joris

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.