zondag 13 november 2016

GEDAANTEWISSELING: Voldoening

Tweeduizend jaar geleden overleed de Italiaanse dichter Ovidius. In de eerste jaren van onze jaartelling voltooide hij zijn METAMORPHOSEN.    
In die fantasierijke verhalen vertelt hij hoe meisjes bomen worden.  Of vleermuizen.  En hoe jongens uitgroeien tot zwanen of tot een hert.  
En dat allemaal tegen de achtergrond van een druk universum waarin goden, nimfen en mensen ofwel in de netten van de liefde, ofwel in de kluisters van de haat en wraak gevangen zitten.   
De grondgedachte van de metamorphosen blijft: ‘alles beweegt, niets blijft en niets vergaat…’

Pakweg 2000 jaar later hebben de cursisten van de opleiding Schrijven aan onze academie ook hun verbeelding aan het werk gezet   Zij schreven een tekst waarin een gedaanteverandering zit verwerkt; de ene keer al opvallender dan de andere keer.  

Voldoening

Waar zijn al die onbezorgde woensdagnamiddagen gebleven?
Die namiddagen dat ik zorgeloos binnen speelde als het buiten regende, om in tussenpozen op de zetel te kijken naar mijn favoriete jeugdprogramma’s. Of om een boek te lezen voor school. Dat hoorde er ook bij. Als ik dat niet deed op de driezit in de woonkamer, was het vast op een stoel die ik tot bij de radiator had gesleurd zodat ik daar mijn rug aan kon warmen. Ik las niet enkel omdat het moest, maar omdat ik dat graag deed. Boeken zijn een poort naar een andere wereld, waar draken wachten op ridders die hen zullen verslaan, zeeën verkend worden door kapitein Nemo en een schat slechts enkele bladzijden ver is…
In elk boek kreeg ik de kans, telkens ik een bladzijde had omgeslagen,  om uit te groeien tot een held.
Op een zomers terras, aan de oevers van de Leie, zit een zilveren mikaatje gekneld tussen twee stoepstenen. Het friemelt zich een weg naar de vrijheid. Tot een bruuske bries het papiertje opschept. Het wappert in bochten tot net boven de grond en glinstert in het zonlicht. 
Mijn grote roodgelakte teen vangt het blinkende niemendalletje op en laat het heel even op de wreef van mijn voet balanceren.  Ooit was dit ragfijne ding een bolster rond een snoepje.
Ik raap het op, koester het in mijn handpalm en voel me ineens kwetsbaar. Een verhaal over een afgedankt iets, een iets uit het niets, ritselt door mijn gedachten. Ik vouw mijn hand open en blaas zo hard dat mijn kleine zilveren bondgenootje verder opstijgt.
Het doorboort koude en warme luchtgolven, recht op zijn doel af.
En kijk! Hoog boven de wolkenslierten, groeit het uit tot een kolossale stalen vogel met weidse vleugels.
Zwevend krast hij dikke witte strepen in de staalblauwe hemel.
De vogel heeft meerdere ogen. Dat zijn de ovalen raampjes waartegen platgedrukte neuzen plakken. 
Zij, daar hoog in de hemel, zien een mensje zitten op een zomers terras, hier aan de oevers van de Leie.  

© Evelyn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.